Informatie vanuit de keten

Voorlichting en betere samenwerking moet signaalgedrag binnen primair onderwijs bevorderen

Gebrek aan kennis en informatie en gebrek aan vertrouwen in het systeem liggen ten grondslag aan het achterblijven van signalen in Zorg voor Jeugd vanuit het primair onderwijs. Zowel in de gemeente Dordrecht als in de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zijn daarom initiatieven genomen om het signaalgedrag binnen het onderwijs te bevorderen.

In de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is ingezet op het informeren van de interne begeleiders en zorgcoördinatoren over het doel, nut en de werkwijze van Zorg voor Jeugd. Hiervoor zijn per samenwerkingsverband bijeenkomsten georganiseerd. “Tijdens de bijeenkomst bleek dat de meeste IB-ers en zorgcoördinatoren nog geen ervaring hadden met signaleren in Zorg voor Jeugd. Degenen die deze ervaring wel hadden, waren vaak matig positief tot ronduit negatief”, vertelt Esther Renes, Coördinator Centrum voor Jeugd en Gezin Regio
Alblasserwaard- Vijfheerenlanden. Zij organiseerde de vier bijeenkomsten samen met Jolande den Uyl, beleidsmedewerker van de gemeente Gorinchem. “Redenen hiervoor waren ondermeer de onbekendheid met het systeem, het feit dat er pas bij een match van twee signalen actie wordt ondernomen vanuit het systeem, de kinderziektes van het systeem en onbekendheid met de relatie met een AMK-melding. Daarnaast gaven de IB-ers en zorgcoördinatoren aan terughoudend te zijn met signaleren in Zorg voor Jeugd, vanwege de opgebouwde vertrouwensrelatie met ouders, met name de zorgmijders”, aldus Esther.

Verschil met AMK-melding

Tijdens de bijeenkomsten zijn al deze onderwerpen aan bod geweest. Esther heeft het idee dat veel onduidelijkheid is weggenomen en dat duidelijk is geworden dat Zorg voor Jeugd alleen werkt als iedereen signalen afgeeft bij zorgen over een kind. Daarnaast is er extra veel aandacht geweest voor het signaalgedrag, in het bijzonder voor het verschil tussen een AMK-melding en een signaal in Zorg voor Jeugd. Speciaal daarvoor waren twee medewerkers van Bureau Jeugdzorg Gorinchem uitgenodigd. Eén daarvan was Yvonne van den IJssel, Medewerker Toegang. “Veel signaalgevers dachten dat je pas een signaal moet afgeven als er echt grote zorgen zijn. Ik heb uitgelegd dat de drempel voor Zorg voor Jeugd veel lager is. Bij een gedragsprobleem op school bijvoorbeeld kun je al een signaal afgeven.”

In belang van het kind

“Hoewel we het idee kregen dat de bijeenkomst wel voor duidelijkheid heeft gezorgd, merken we nog steeds niet dat er signalen worden afgegeven”, vertelt Yvonne. “Blijkbaar vindt men het toch lastig om te signaleren, bijvoorbeeld omdat ze de ouders moeten informeren. Ik begrijp dat wel. Toch is het belangrijk om te signaleren. Je kunt voor jezelf checken of er meer instellingen betrokken zijn bij het kind en of er dus meer mensen zijn die zich zorgen maken. En andersom kun je met andere professionals delen dat jij je zorgen maakt. Het is vaak niet helder wie allemaal betrokken zijn. Dat ervaren wij ook in de praktijk. Het is in het belang van het kind dat we dat wel van elkaar weten”, aldus Yvonne.

Bijltje erbij neer gooien

Volgens Hans Nagtegaal, coördinator Federatief Bijzonder Samenwerkingsverband Dordrecht, dreigde het primair onderwijs binnen de gemeente Dordrecht het bijltje erbij neer te gooien. Naar aanleiding van signalen in Zorg voor Jeugd gebeurde er niets, omdat er geen match was. “We begrijpen dat dit ook niet de opzet van het systeem is. Het is tenslotte in de eerste plaats een signaleringssysteem en geen systeem dat per definitie moet leiden tot actie”, vertelt Hans Nagtegaal. “Maar binnen het onderwijs werkt het nu eenmaal zo dat pas wordt gemeld als er ook echt iets aan de hand is en dan verwachten scholen wel dat er actie wordt ondernomen.”
De invoering van Zorg voor Jeugd heeft volgens Hans ook de discussie inzake de samenhang en samenwerking tussen hulpverlenende instanties en het onderwijs nadrukkelijk positief beïnvloed. “Het gevolg hiervan is dat hulpverlenende instanties een directere lijn hebben gekregen met het onderwijs. Dat is een positief bijverschijnsel wat in ons geval prima heeft gewerkt!”

Impuls

“We zijn in eerste instantie in overleg gegaan met de IB-ers om nog eens te bespreken hoe Zorg voor Jeugd werkt en hoe we het signaleren kunnen bevorderen”, vertelt Harriët Hartog, beleidsmedewerker SWV OPOD. “Vervolgens hebben we in overleg met het schoolmaatschappelijk werk bekeken hoe we de IB-ers zouden kunnen ondersteunen en hoe we Zorg voor Jeugd een impuls konden geven. Afgesproken is dat een IB-er de leerling bespreekt binnen het zorgteam, waardoor er samen nagedacht wordt over de leerling, de verantwoording gedeeld wordt en de meerwaarde van het oppakken van signalen aan de orde komt. Samen wordt afgewogen of wel of geen signaal wordt afgegeven. Als het zorgteam vindt dat dit wel moet gebeuren, dan geven de betrokken partijen zoals bijvoorbeeld de IB-er en de schoolmaatschappelijk werker een signaal af in Zorg voor Jeugd. Daarnaast heeft elke deelnemer van het zorgteam natuurlijk de eigen verantwoordelijk om een signaal af te geven als hij of zij dat nodig acht.” IB-ers zijn daarnaast geschoold in signaleren en gespreksvoering met ouders.”
De ervaring leert volgens Harriët Hartog dat ZVJ nog niet altijd werkt zoals het zou moeten. “Niet iedereen signaleert als dat eigenlijk wel zou moeten en de zorgcoördinatie wordt ook niet altijd opgepakt. Zo’n systeem heeft ook tijd nodig. Goede ervaringen moeten leiden tot vertrouwen in het systeem.”